Op 31 maart 2016 wordt Yannick Frijns (21) doodgereden door iemand die volgens het OM op dat moment aan het appen was. Deze gebeurtenis vormde de aanleiding voor het maken van de voorstelling Smart, over dat onbewaakte moment waarin alles verandert. Een gesprek met theatermaker en regisseur van de voorstelling Madeleine Matzer en Koen Frijns, toneelschrijver en de broer van Yannick.
Madeleine: “Het was een heel eervolle, maar ook delicate vraag of wij over dit onderwerp een voorstelling konden maken. Dat kon en wilde ik alleen doen als ik er een autonome voorstelling van kon maken. Nadat een goede vriend van de familie Frijns, MATZER en Stichting Yannick aan elkaar koppelde, heb ik eerst kennisgemaakt met Frank en Lauranne Frijns en hoorde ik het verhaal over Yannick, hun dochter. Het klikte tussen ons en dat is in een situatie als deze superbelangrijk. Als ouders moesten zij erop vertrouwen dat ik zorgvuldig zou omgaan met het materiaal. Het voelde daarom ook fijn om Koen te betrekken, door hem namens de familie de tekst te laten bekijken en beoordelen.”
Koen: “Mijn ouders maken zich met Stichting Yannick hard voor meer bewustwording. Ze zoeken altijd naar verschillende uitingen om de boodschap over te brengen, dus een toneelvoorstelling past heel goed. Ondanks mijn achtergrond als toneelschrijver had ik dit nooit zelf kunnen schrijven.”
Madeleine: “Ik had vrij snel het gevoel dat de belangrijkste doelgroep voor de voorstelling ‘de telefoongebruiker’ is: een mega grote groep volwassenen die iedere dag dader zouden kunnen zijn. Ik vroeg Peter de Graef of hij de tekst wilde schrijven vanuit het perspectief van de dader. Op een directe, maar vriendelijke manier confronteer je het publiek met hun eigen gedrag.”
Afstand
Koen: “Ik ben dankbaar dat Peter dit heeft geschreven. Zeker vanuit dit perspectief. Wat ik juist mooi eraan vind is dat het personage schuld bekent. Dat hij dat moment gebruikt om te kijken of er nog iets recht te trekken valt. Ik heb zelf wel eens geprobeerd over de gebeurtenis met Yannick te schrijven, maar wist nooit goed in welke vorm. Een liedje, een eenakter? Maar ik zit er simpelweg te dicht op. Het is een beetje alsof je van drie centimeter afstand naar een schilderij kijkt. Pas als je tien passen achteruit kunt zetten, zie je het hele plaatje. Wie weet komt dat ooit nog. Maar nu ben ik heel blij met de mooie tekst die Peter heeft geschreven.”
Madeleine: “Ik ben een grote fan van Peter de Graef en samen met Koen hebben we vooraf een goed gesprek gehad, waarin hij kon aangeven wat de familie wel en niet wilde. Ik vind de teksten en poëzie van Peter geweldig, maar hij is heel onverbloemd in zijn taal. Dat maakte het spannend. Koen was gelukkig heel enthousiast over de tekst. Voor mij hing hier veel vanaf. Ik vond het spannend hem de tekst de eerste keer te laten lezen. En het is natuurlijk een fijn en vreemd toeval dat Koen toneelschrijver en theatermaker is, waardoor hij – behalve als naaste van – er ook als professional naar kan kijken, met toch een zekere vakmatige afstand.”
Koen: “Er zitten elementen in de voorstelling waarover we met elkaar hebben gesproken, zonder dat het letterlijk over Yannick gaat. Het krijgt allemaal een functie in de voorstelling: de landschappen, bepaalde situaties… de gekozen elementen vertellen ook het verhaal. Dat is een ambacht dat Peter als geen ander beheerst.”
Perspectief
Koen: “De dader wordt ook slachtoffer. Het is eigenlijk een heel onschuldige handeling die iemand verricht… Ik heb de tekst proberen te lezen als theaterschrijver – en iets minder als naaste – maar natuurlijk krijg ik een brok in mijn keel bij bepaalde momenten, bij beelden die heel treffend zijn. Ik denk dat die ook gaan binnenkomen bij iemand die dit niet zelf van dichtbij heeft meegemaakt. Tegelijk zitten er ook veel grappige dingen in, en heel mooie observaties over het leven.”
Madeleine: “Het vergt grootsheid om met compassie naar het daderperspectief te kunnen kijken. Dat vind ik heel knap van Koen.”
Koen: “Alles komt uiteindelijk neer op: ik heb dit gedaan. Je merkt dat het personage al ontzettend daarmee rondloopt. Dat ‘ie het móet vertellen. Het gaat heel erg over schuld, maar het roept ook een bepaald mededogen op. Ik wilde daar natuurlijk eigenlijk niet mee geconfronteerd worden. Het is veel fijner als de wereld zwartwit blijft: iemand heeft het gedaan, punt. Het is makkelijk als dat alles is wat telt. Maar daar confronteerde de tekst mij ook mee: dat de wereld zo niet werkt. Dat heeft die tekst mij wel gebracht.”
Madeleine: ”Ik vrees dat bijna elk mens wel zo’n moment herkent dat het net wél goed af is gelopen. Iedereen kent dat oog-van-de naald-moment wel.”
Koen: “ Er zijn maar zeer weinig mensen die een auto instappen en denken: ik ga vandaag iemand doodrijden. Het gaat echt over drie seconden, ofzo. De verhouding tussen daad en gevolg is dus extreem. Verkeer moet geen kwestie zijn van een dubbeltje opgooien en maar hopen dat het muntje goed valt. Het kan niet zo zijn dat het op een soort toeval moet uitkomen of je wel of niet je eindbestemming haalt, of dat je iemand doodrijdt.”
Persoonlijk
Madeleine: “Wat ik heel mooi en herkenbaar vind in de vorm die Peter heeft gekozen, zijn alle vragen die het oproept. Dat is iets wat ieder mens herkent als er iets onbegrijpelijks gebeurt in je leven. Iets groots, iets onverwachts. Dan ga je zoeken naar dingen als: had dit anders gekund, hoe zit dit, had ík iets anders kunnen doen? Was dit mijn lot? Je zoekt naar een antwoord. Omdat je bijna niet kunt leven met hoe het is. Je wilt snappen hoe dit kan. Daarom denk ik ook dat de impact van de voorstelling groot gaat zijn. Je wordt persoonlijk geraakt. Niet per se met als doel een traan te laten, maar vooral om te voelen hoe groot je verantwoordelijkheid is. Jouw ouders zijn met Stichting Yannick niet voor niets zo bezig met een queeste om mensen te besparen wat jullie als gezin is overkomen.”
Koen: “Dat begint bij het niet meer normaliseren van in elke willekeurige situatie je telefoon erbij pakken. Het is heel begrijpelijk, maar tegelijkertijd ook heel raar. Ik kom veel op middelbare scholen om workshops te geven. Zit ik tegen een leerling te praten, is deze ondertussen een spelletje aan het spelen. Als we dat in de communicatie met elkaar normaal gaan vinden, is het tijd voor een morele discussie over hoe we daarmee omgaan. Een discussie die op scherp wordt gesteld op het moment dat iemand als uiterste consequentie overlijdt doordat iemand anders niet van zijn telefoon af kon blijven.”
Madeleine: “Ik ben me nog veel meer gaan realiseren hoe groot onze verslaving aan die stomme telefoon is. Daarom hoop ik dat het gaat gonzen en dat bedrijven afleiding in het verkeer bovenaan hun agenda zetten. Ik geloof in de werking van deze voorstelling en ook van het nagesprek hierbij. Gelukkig hebben we al heel wat fijne, goede partners, van de ANWB en Mono Zakelijk tot Volvo en Heijmans.”
Grenzen
Koen: ”Ik hoop dat we het alsmaar meer toegang tot alles hebben en continu beschikbaar zijn een halt toeroepen. En dat het nemen van verantwoordelijkheid vanuit heel veel kanten de toekomst is. Ik hoop en ben ervan overtuigd dat de voorstelling daaraan bij kan dragen. Begrijp me niet verkeerd; ik vind het superleuk dat mijn vader me een berichtje kan sturen als PSV heeft gescoord. Maar de voorstelling gaat over een bepaalde grens aan telefoongebruik die je niet moet opzoeken, die je niet op hóórt te zoeken. Ik vind het persoonlijk interessant om te blijven kijken naar: in welke mate mag die telefoon onderdeel uitmaken van je leven? De streep in het zand is glashelder: als er doden vallen.”
Madeleine: “Het is vergelijkbaar met dat mensen vroeger dachten dat je met vier glazen of een fles op nog wel kon autorijden. Zo moeten we ook kijken naar telefoongebruik in het verkeer. Peter heeft in zijn tekst heel duidelijk gemaakt: het is helemaal niet de bedoeling dat we dat kunnen.”
Koen: “Dat is een hardnekkige kwaal van de mens: zelfoverschatting. Jammer genoeg kom je er een heel eind mee. We denken veel te makkelijk: dat geldt voor andere mensen, maar ík kan dat wel. Ik kan heus wel twee dingen tegelijk. Niet dus.”